Introductie | Wegwijzer | Karpervissen | Fotografie | Music | Sports | Homepage | Gallery | Links | Guestbook/Email | Nieuw/New | Search |
De rivier is een brok natuur dat niet wenst bedwongen te worden. Dit blijkt al uit het feit dat de Rijn en IJssel beide in een jaar tijd twee keer buiten haar oevers getreden is. Ook de andere rivieren hebben dit euvel gehad. De visserij is -afhankelijk van de gekozen plek- moeilijk tot zeer moeilijk. Karper moet je er net als op ander soort water, zoeken, vinden. Dit vergt veel tijd en inspanning. Anders dan op plassen of op kanalen, kan de vis zich op hele grote afstand van je plek bevonden, terwijl de veelheid aan soorten vis de kans op andere vangsten dan alleen de gewenste karper groot is. Ik woon zelf in Duiven, Gelderland en zit nabij de splitsing van de Rijn in de IJssel en de Nederrijn. Ik bevis graag de rivieren zelf, hiermee in verbinding staande grote wateren (vaak watersportgebieden) en andere lopen, zoals kleine riviertjes, dan wel beken of afwateringssystemen.
Wie denkt dat ik daarmee uit de voeten kan, komt bedrogen uit. De rivier is niet overal bereikbaar, eigen terreinen, hekken en andere obstakels verhinderen je de mogelijkheid er te vissen. Om nog maar niet te spreken van de mogelijkheid er wel of niet te mogen nachtvissen, tot natuurgebied omgetoverde uiterwaarden en dat soort dingen. De hoeveelheid beschikbare plekken en wateren wordt daarmee zeer beperkt. Wateren die over blijven, zijn vaak zwaar bevist gedurende het hele jaar.
De BOA's (Bevoegd Opsporings Ambtenaren=BOA)zijn in mijn omgeving zeer actief en buiten de gesloten nachtvistijden hoef je het op 90 % van de stekken niet te proberen om er 1 uur na zonsondergang nog te zitten. Welke stekken die overblijvende 10 procent zijn, vertel ik nog niet, want daar zit ik wellicht te vissen.... De rivieren en de aangelegen open verbindingen die ik bevis, wordt over het algemeen druk bevaren door de waterpolitie, en die controleren zeer vaak.
Pak een goede kaart met minstens een schaal van 1 op 100.000 (1 cm = 1 km). De ANWB heeft zojuist voor weinig geld een goede atlas van Nederland te koop (alleen voor leden). Hierop kun je je eerste stappen doen richting onderzoek. Kies een regio uit, en speur daarbinnen naar de riviertjes, beekjes, stroompjes.
Kijk naar de bereikbaarheid en of het gebied niet toevallig tot natuurgebied is verklaard. Is dat wel het geval, ga er dan niet vissen. Een zware boete is je deel als je dat wel doet.
Ook bewoning van het gebied is belangrijk. Zijn er boerderijen langs de rivier, en moet je over land van die boer, praat met die boer of je via zijn land naar de rivier mag komen. Wie weet kun je een exclusieve plek claimen!
Is het een rivier die groot en redelijk breed is met veel klei (vgl de IJssel), dan zullen er vast ook nog wel ergens steenfabrieken zitten. Deze fabrieken bieden je of jde mogelijkheid om het terrein op te mogen (indien bijvoorbeeld verlaten) of je moet er je contacten op doen, net als bij de boer.
Ben je in de gelegenheid om het gebied te verkennen per fiets en/of auto, dan kun je de boel beter bekijken. Neem een verrekijker, rugzak, de atlas en pen en papier mee. Ter plekke kun je de boel al bekijken mbv de verrekijker.
Niet elke bocht of krib is geschikt om vanaf te gaan vissen, hetzij omdat er geen vis aast, of omdat de stek op de kant ongeschikt is om vandaan te vissen. De stek moet een hotspot zijn, vis moet er zijn aas kunnen vinden en er altijd al gaan zoeken naar voedsel. Goede stekken zijn schaars en je moet er moeite voor doen om deze te vinden. Zoek als het even kan een haven of zo op, vis zoekt hier graag in de luwte voedsel. Vanaf of tussen de kribben heb je de mogelijkheid de vis te belagen
Heeft de rivier veel bochten, kijk dan naar de buitenbochten. De binnenbochten zijn vaak uitgesleten en diep en stromen net iets te hard, en hebben vaak korte of geen kribben. De buitenbochten zijn wat ruimer, het zand hoopt zich daar op (maar ook allerlei troep!) en de kribben zijn wat langer. Tussen de kribben vind je vaak in het midden een ophoping van zand en basaltbrokken.
Heb je een hengel bij je met wat lood, dan kun je een eerste poging wagen door er eens midden tussen de kribben te gooien en te kijken naar het resultaat (de snelheid van de stromende rivier). Kom je vast te zitten, dan kunnen er stenen liggen of ... alleen mosselbanken!
Een extra mooie gelegenheid is op een mooie zomerdag eens te kijken als het water laag staat. Is er tevens veel scheepvaart, dan trekt de scheepvaart ook vaak al veel water tussen de kribben vandaan. Wat er overblijft, is de kale bodem, al dan niet bedekt met obstakels van allerlei aard.
Vis je tussen de kribben dan zit je over het algemeen met een probleem: de stroming die al dan niet kolkend tussen de kribben draait. Het neemt je lijn mee, maakt er een kinkende lijn van, er komt een bocht in de lijn. Je lijn wordt geschuurd en raakt beschadigd. Een voordeel is, dat je je tent goed neer kunt zetten, wellicht is er een strandje. Pas echter wel op voor grote schepen, die kunnen nogal grote golven veroorzaken, met als gevolg een watervloed in de tent, als je te dicht bij de waterspiegel je tent plaatst.
Lange kribben kunnen heel soms als voordeel hebben: een rustige stroming tussen de kribben (lang niet altijd het geval) en een schone zandbank (alleen mosselen). Troep op een zandbank of doodgewoon oneffenheden op de boodem zijn aan de opppervlakte goed herkenbaar: dit veroorzaakt golfbewegingen in het water, dat nu over het obstakel heen moet. Soms gaat dit gepaard met flinke golven en draaikolken, soms een subtiele golfbeging die telkens weer terug komt. De zandbank is goed zichtbaar bij mooi weer: het licht iets op (zand). Voer hier eens een paar dagen flink met particles (mais) en voer flink (paar kilo per dag). Maak er een sessie van 24 uur van om je eerste bevindingen op te doen. Let wel: riviervissen is veel uren maken en weinig vangen; Des te groter is de voldoening als je er een kunt haken.
Beter vind ik zelf de mogelijkheid vanaf de krib te vissen. Je vist met de stroom mee, in de stroomnaad, en ver uit de kant hoef je niet te vissen. De lijn is redelijk te controleren door met de hengels schuin omhoog te vissen, waardoor er relatief weinig lijn in het water ligt. Voeren kun je met de hand, en particles zijn ook te doen met een voerschep. Een nadeel kan zijn de gladde bovenkant van de krib bij nat weer of als er mos op ligt. De krib kan ook nog eens uit puntige blokken bestaan. Een rod pod is hier vereist. Een ander punt is waar zet ik de bivvy neer. Tja, ergens vooraan de krib kan lastig zijn als de krib erg lang is.... Misschien een andere krib?
Niet elke krib is echter geschikt om vandaan te vissen omdat er gewoonweg geen karper in de buurt aast. Zoek een karakteristieke stek op waar je de karper verwacht. Peil dat plekje uit op diepte, bodemgesteldheid en obstakels. Ga voeren en probeer de stek na een drietal dagen uit dmv een 24 uurs sessie.
Je moet uitgaan van een hengel met een sterke ruggegraat, denk aan een 2,5 lb of zwaarder en met een enorme ruggegraat. Een hengel die lichter is en echter strak is en met een behoorlijke ruggegraat mag ook mee. Als die hengel ook nog eens parabolisch is, dan is dat helemaal meegenomen. Een goedkoop hengeltje, dat parabolisch is en geen ruggegraat heeft moet gewoon thuis blijven. Een goed voorbeeld: Mijn 3,5 lb Harrison hengels (parabolisch, zeer dikwandig, SIC ogen) gebruik ik voor de rivier en groot water.
Sterke ruggegraat: het gaat hier om ECHT sterke vissen die de stroming gewend zijn. 2,5 lb is een richtlijn voor mij, om aan te geven in welke klasse zo'n hengel valt.
Parabolisch: dit is mooi meegenomen, iomdat ik meestal vanaf de krib vis en niet ver uit ede kant: zo'n 5-10 meter!
De lijnen dienen sterk, hard en met niet te veel rek te zijn. 12 Lb lijnen voldoen goed. Ik kijk hier het liefst naar de trekkracht die de lijn aangeeft, en niet naar de lijndikte!
Sterk: de rivier kan hard stromen, en de vis is daarop berekend. Een gewone karper is al sterk, een rivierkarper is (drie)dubbel zo sterk. Niet te veel rek: vanwege die stroming moet je er rekening mee houden dat de vis de volle stroming op kan. Een lijn met niet veel rek in combinatie met een sterke parabolisch hengel met ruggegraat kan de vis wellicht eerder stoppen. Hard: vanwege de obstakels die er kunnen liggen, is het noodzakelijk dat de lijn niet te veel last kan krijgen van wat geschuur langs obstakels. Een beschadiging betekent meteen lijnbreuk.
De molen is van het type zwaar: een 4500 of 050 type voldoet meestal goed, zolang de slip instelling maar goed is! Liever een slip voorop (fijner instelbaar) dan een achterop.
Lood: nou reken maar op 125 gram of zwaarder bij sterk stromend water, of 100 gram bij minder hard stromend. Wat nu hard stromend water is, zul je zelf moeten ondervinden door het uit te proberen.
Het aas kan boilies zijn of particles. Ik vis zelf niet graag met popups op de rivier, omdat een popup al zo licht is en dan te veel dwarrelt. Een gewone zware, grote boilie voldoet in mijn ogen uitstekend. Zijn er kreeften of zo aanwezig, gewoon even de boilie van een stukje nijlonkous van je moeder/vriendin/vrouw/zelf (;-)) voorzien. De geur komt uitstekend vrij. Desnoods nog eens nadompelen/naflavouren.
Voeren: veel voeren (min 3 kg particles is normaal) en minimaal 3 dagen vooraf. De vierde dag is dan de visdag. Zware particles hebben de voorkeur, omdat lichte particles de neiging hebben te snel meegevoerd te worden van de stek. Daarnaast zijn lichte particles witvisgevoeliger. Voorbeeld voerschema:
De hoeveelheid particles en de bereiding van de particles moet je ook even in de gaten houden. Haal je particles in het groot bij de groothandelaren, de boerenbond of soortgelijke zaken. 25 kg mais kost ongeveer 18 gulden. De hengelsportzaak is meestal veel duurder. Week de mais 's zomers minimaal 24 uur voordat je ze voert. Zoeten met wat vanillesuiker (2 zakjes op 1 emmer) doet wonderen. In het voor- en najaar moet je de mais minimaal 48 uur laten weken voordat je er mee voert, kook ze liever na het weken ook nog een uur. Dit voorkomt bij de vis darmklachten.
Als onderlijnmontage prefereer ik een eenvoudige opzet, waarbij het stukje tussen de boilie en de haak ongeveer 0,5 cm is. Zelf knoop ik de boilie met 0,5 cm ruimte ertussen. Een extra groot loodkorreltje op 5 cm afstand van de haak en enkele andere kleinere loodjes laat de onderlijn een beetje zinken en houdt de boilie iets bij de bodem, vanwege de stroming. De onderlijn is 25 cm lang en heeft een trekkracht van 25 lb.
Wil je de onderlijn zo plat mogelijk laten liggen, dan kun je kleine loodkorreltjes op de onderlijn plaatsen. Een andere optie is het spul wat vliegvissers gebruiken om hun lijn te laten zinken. Wrijf de lijn in met dit spul en je lijn wordt verzwaard en wappert niet of minder door de stroming.
Introductie | Wegwijzer | Karpervissen | Fotografie | Muziek | Sport | Homepage | Gallery | Links | Guestbook/Email | Nieuw/New | Search |